woensdag 10 december 2008

Poznan: Ideeën voor andere CDM’s en boscompensatie

Mijn 2e dag in Poznan begint met een stralende zon die voorbode zou kunnen zijn van een begin van akkoord in de tweede onderhandelingsweek. Vorige week ging alles traag maar zeker vooruit. Nu blijkt alles vast te zitten. Ons vermoeden dat Poznan eerder mager zal uitvallen wordt bevestigd.

De VS onderhandelt met de oude Bush–administratie. Japan deelt mee dat ze pas eind maart 2009 hun doelstellingen in verband met mitigatie willen duidelijk maken . De G77 is anderzijds een heterogene groep waarin zowel China en Brazilië zitten als de meeste ontwikkelingslanden. Het is duidelijk dat van China en Brazilië andere dingen zullen worden gevraagd dan van de minst ontwikkelende landen.
De weg naar Kopenhagen zal in 2009 moeten geplaveid worden...

Van een aantal Amerikaanse congresleden en senatoren kregen we te horen dat wanneer Obama in de steigers klimt ook verschillende nieuwe mensen binnen de administratie moeten worden benoemd, dat nieuwe wetgeving binnen de VS ivm de klimaatsverandering wellicht pas na Kopenhagen kan worden verwacht omwille van de bestaande procedures, maar dat de Democraten in elk geval zullen meewerken aan een klimaatakkoord in Kopenhagen en klaar zullen staan om het daar bereikte akkoord om te zetten in wetgeving.

China gaf op een door haar georganiseerd seminarie aan dat ze zich zelf als groeiend industrieland beperkingen heeft opgelegd in het kader van emissies, maar dat gezien zij in de uitstoot per hoofd bij de 3 ton CO2 per inwoner zit nooit dezelfde inspanningen kan en wil doen als bijv. de VS met 20 ton en de EU met 13 ton. Als de internationale gemeenschap wil dat China verder gaat, moeten zij voorzien in technologietransfer en de nodige centen hiervoor.

Japan verdedigt het idee van sectorgebonden klimaatakkoorden. Dit betekent dat er per sector (vb:de elektriciteitssector, de staalindustrie, de cementindustrie,de alumimiumbedrijven,...) een akkoord wordt gesloten waarbij voor elk land de best beschikbare techniek wordt afgesproken en de daarbij horende doelstellingen voor emissiereductie.
Een idee dat volgens ons kan zorgen voor het vermijden van delocalisatie van bedrijven naar landen waar bijv. minder of geen emissiebeperkingen gelden. Binnen deze sectorakkoorden zou de financiële ruimte moeten ontstaan waar binnen ook de technologietransfer kan geregeld worden.
Hier zou ook kunnen gedacht worden aan sector-CDM’s in de plaats van de huidige projectgebonden CDM’s van vandaag die slechts zeer beperkt bijdragen aan emissiebeperking en al helemaal niet bijdragen aan ontwikkeling in de landen waar ze opgezet zijn.
Samen met programmatorische CDM’s , gebaseerd op nationale of regionale plannen om de bevolking in arme landen te voorzien van elektriciteit door kleine productie-eenheden gebaseerd op hernieuwbare energie, zouden zij ter vervanging kunne komen van de huidige CDM’s.

Met de focus op de discussie rond REDD (het programma rond bosbehoud en compensaties hiervoor) hadden we in de namiddag vooral contacten met vertegenwoordigers van de inheemse volkeren uit Kameroen en Congo, waarbij in de groep van deze laatsten ook partners van 11.11.11 te vinden waren. Naar aanleiding van de discussie hierover stellen zij in een gezamenlijke verklaring, die dateert van eind november 2008 en getekend werd in Kinshasa, dat de bos-en compensatiediscussie niet boven de hoofden van de 1,2 miljard mensen mag gebeuren die van en in het bos leven. Met de huidige definitie van de VN is dit niet gegarandeerd.
De Ecuadoriaanse minister voor Leefmilieu stelde haar “Socio Bosque”- project voor. Individuele boseigenaars of lokale gemeenschappen kunnen op vrijwillige basis met de regering een contract sluiten voor 20 jaar. In dit contract gaan zij akkoord om gedurende die tijdspanne het bos te bewaren. In ruil hiervoor krijgen zij een jaarlijks bedrag van 30 dollar per ha gedurende deze 20 jaar. Lokale gemeenschappen gebruiken dit geld voor investering in gemeenschappelijke sociale voorzieningen. Voorrang gaat naar de armste bevolkingsgroepen. Financiering gebeurt uit een fonds dat gespijsd wordt door diverse donoren. De kans dat dergelijk initiatief kan overgenomen worden door bijv. REDD is wellicht onbestaande.
Zoals de vertegenwoordigster van het Ecuadoriaanse Accion Ecologica, partner van 11.11.11 en bekend van de Yasuni-campagne, aanbracht: “Het is een goed project in het kader van armoedebestrijding maar helemaal geen garantie dat elders in Ecuador geen bossen worden gekapt voor ontginning. De kans dat ze in aanmerking komen voor internationale boscompensatiegelden is bijna onbestaande. Het is dan ook niet ondenkbaar dat als de financiering niet gegarandeerd is de overheid haar 20-jarige engagementen niet zal kunnen waarmaken.”

Waar hier op de conferentie vanuit de NGO-wereld wel eensgezindheid groeit is dat de boscompensaties best wegblijven uit de emissiehandel en eerder terecht moeten komen in een fonds, dat compensatie toebedeeld op basis van criteria die rekening houden met de inheemse volkeren.

Jean-Pierre De Leener