Posts tonen met het label conferentie moskou. Alle posts tonen
Posts tonen met het label conferentie moskou. Alle posts tonen

donderdag 30 september 2010

D-day: de conclusies

Dag drie van de conferentie – D-day, want op de laatste dag is het altijd uitkijken naar de conclusies en aanbevelingen die de afgelopen dagen geformuleerd werden.


Aanbevelingen

Er kwamen vier grote aanbevelingen naar voren:

1. Vergroot wereldwijd het engagement voor ECCE
Overheden moeten investeren in het opstellen van duidelijke beleidsplannen en strategieën voor onderwijs en zorg van jonge kinderen. De programma’s terzake moeten uitgebreid worden. Daarbij is vooral extra aandacht nodig voor kinderen tussen 0 en 3 jaar en de overgang van kleuter- naar lager onderwijs.

2. Verbeter programma’s voor onderwijs en zorg voor jonge kinderen
Er zijn vooral meer inspanningen nodig voor:
    de inclusie van kwetsbare en achtergestelde groepen
  • het verbeteren van de kwaliteit van de programma’s
  • de opleiding van leerkrachten en ander relevant personeel/li>
  • meer betrokkenheid van de lokale gemeenschappen bij de uitvoering van de programma’s


3. Maak meer middelen vrij voor onderwijs en zorg voor jonge kinderen
De opvallendste aanbeveling is dat overheden 6% van hun onderwijsbudget zouden moeten besteden aan onderwijs en zorg voor jonge kinderen. Aangezien meeste overheden vandaag de dag 1% van het onderwijsbudget besteden aan de jongste kinderen, wordt er een serieuze inspanning gevraagd. Bovendien wordt specifiek aandacht gevraagd voor onderwijs- en zorgprogramma’s voor kinderen tussen 0 en 3 jaar die hun integrale ontwikkeling stimuleren. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier dus voor dus niet over programma’s die enkel gericht zijn op het bestrijden van kindersterfte.

4. Verhoog het budget voor ECCE binnen de internationale ontwikkelingssamenwerking

Donor rondetafel

Speciaal met het oog op deze laatste aanbeveling was er vandaag een donor rondetafel. Aan de tafel zaten naast internationale organisaties zoals UNESCO, UNICEF en de Wereldbank welgeteld 2 bilaterale donoren: Duitsland en Noorwegen.

De belangrijkste boodschap die uit de rondetafel naar voor kwam, was dat het dringend tijd wordt om concrete stappen te zetten ten voordele van onderwijs en zorg voor jonge kinderen. Te lang al zit men vast in discussies over: welke sector de leiding moet nemen (de onderwijssector dan wel de gezondheidssector), of de nadruk op zorg voor 0-3 jarigen moet liggen of juist op kleuteronderwijs, hoe een integrale aanpak best kan worden gerealiseerd, enz. De Duitse delegatie hield dan ook een vurig pleidooi om er eindelijk aan te beginnen, want alles is beter dan zoals nu helemaal niets te doen.

Een tweede belangrijke uitkomst van de donor rondetafel is het idee om een internationaal fonds op te richten voor onderwijs en zorg van jonge kinderen. Over de manier waarop dit fonds gevoed moet worden en of dit een nieuw fonds moet zijn, of ondergebracht kan worden onder bestaande onderwijs en/of gezondheidsfondsen, is men echter niet uitgeraakt.

Tot slot riep men de donoren op om overheden in het Zuiden te overtuigen om onderwijs en zorg voor jonge kinderen in te schrijven in hun sectorplannen.

Dit kan door:
  • hen technische steun te verlenen bij het maken van evenwichtige plannen
  • via diepgaande budgetanalyse aan te tonen welke besparingen investeringen voor onderwijs en zorg van jonge kinderen kunnen opleveren (nl.: minder kinderen haken af op school en er zijn minder zittenblijvers)
  • samen met de ministeries van financiën te bekijken welke alternatieve financieringsbronnen er kunnen worden gevonden (lees belastingen).

Anderzijds werd er gesuggereerd dat donoren hun hulp aan onderwijssectoren bijvoorbeeld, moeten verbinden aan de voorwaarde dat overheden ECCE integreren in hun onderwijsplannen. Op de vraag of dit niet ingaat tegen de verklaring van Parijs en het eigenaarschap van de landen in Zuiden, kwam het antwoord dat donoren nu toch al allerlei voorwaarden verbinden aan hun hulp. Ze kunnen het dan beter ook doen voor iets dat echt goed is voor de bevolking in het Zuiden. Op z’n minst een opmerkelijke uitspraak.

Maar de belangrijkste vaststelling blijft dat de internationale donoren een groter deel van hun budget moeten besteden aan ECCE. Op zijn minst tot er in het Zuiden bijkomende middelen voor onderwijs en zorg voor jonge kinderen gevonden worden.

Als we dezelfde 6% nemen als gevraagd wordt van de overheden in het Zuiden, dan zou dit voor België betekenen dat er op een onderwijsbudget voor ontwikkelingssamenwerking van 193 miljoen euro, meer dan 11.5 miljoen aan jonge kinderen moet besteed worden. In 2009 investeerde België 178.000 euro… Dat er nog een lange weg te gaan is, is duidelijk.

Voor het overzicht van alle aanbevelingen verwijs ik graag naar www.unesco.org/WCECCE.

woensdag 29 september 2010

The great equaliser - de grote gelijkmaker

Dag 2 van de conferentie over Early Childhood Care and Education (ECCE) in Moskou. Waar er gisteren nog een serene kalmte over de conferentie hing, heeft die vandaag plaatsgemaakt voor een enorme bedrijvigheid. ‘Side-events’ schieten als paddenstoelen uit de grond en de vergaderingen volgen elkaar in snel tempo op.


Vandaag stonden in aparte werkgroepen de verschillende regio’s in de wereld op het programma. Want afhankelijk van de context - Afrika, Azië, Zuid-Amerika, Europa - verschilt het beeld enorm. Dr. MMantsetsa Marope, Director Basic Education van UNESCO, gaf gisteren op een drafje een stand van zaken wat betreft onderwijs en zorg voor jonge kinderen in de wereld. Kortweg komt het erop neer dat er wereldwijd nog grote stappen gezet moeten worden op dit vlak. Afrika, de Arabische wereld en zuidelijk Azië staan er over het algemeen het minst goed voor. In Zuidoost-Azië en vooral in Zuid-Amerika zien de cijfers er een stuk beter uit. Achter deze cijfers schuilt echter een grote ongelijkheid. Het zijn namelijk de meest achtergestelde en gemarginaliseerde groepen, arme kinderen, kinderen van etnische minderheden en kinderen in kwetsbare omstandigheden die geen toegang hebben tot ECCE.

Nochtans is dit een zeer spijtige zaak. Als er één boodschap is die we op deze conferentie in haast elke sessie horen, dan is het wel de noodzaak om werk te maken van ECCE en in het bijzonder voor deze meest achtergestelde groepen. Het zijn immers deze kinderen die het meest te winnen hebben bij een deelname aan onderwijs en zorgprogramma’s voor jonge kinderen. Om het met de woorden van Irina Brockova, Directeur-Generaal van de UNESCO, te zeggen: ‘ECCE is the great equaliser”: onderwijs en zorg voor jonge kinderen zetten de stand terug min of meer gelijk. Kwetsbare kinderen uit arme of achtergestelde milieus krijgen via ECCE de kans om op min of meer gelijke voet het lager onderwijs aan te vatten.

Hier zijn allerlei redenen voor. Ik noem er enkele die ik de laatste dagen heb gehoord:

1. De invloed van ECCE op het onder controle houden van stress bij kinderen
Professor Shonkoff, Harvard Professor in Child Development, wees in zijn presentatie op de invloed van stress op de ontwikkeling van kinderen. Iedereen heeft wel eens stress, ook jonge kinderen, dat is volkomen natuurlijk. Op het moment dat een kind stress ervaart , zal er meestal een volwassene (vaak de vader of moeder) ingrijpen om de oorzaak van de stress weg te nemen. Het stressniveau bij het kind zal dalen en dat heeft geen verdere gevolgen. Er ontstaat echter een probleem als kinderen geconfronteerd worden met ‘toxic stress’: langdurige zware stress die niet wordt geremedieerd door een beschermende volwassene (ouder, verzorger). Toxic stress heeft een zeer negatieve impact op de fysieke en mentale gezondheid van kinderen – gevolgen die de rest van hun leven blijven doorwerken. Net met dit soort stress worden de meest kwetsbare kinderen vaak mee geconfronteerd vanwege armoede, geweld, verwaarlozing, misbruik… ECCE biedt deze kinderen de nodige beschermende relaties om hun stressniveau onder controle te houden.

2. EECE biedt stimulatie- en interactiemogelijkheden die de ouders niet kunnen bieden
In arme, kwetsbare en achtergestelde gezinnen zijn er over het algemeen minder interactie- en stimuleringsmogelijkheden voor kinderen. Niet omdat hun ouders minder van hun kinderen zouden houden, maar omdat de omstandigheden een goede interactie en stimulering bemoeilijken. Ouders moeten langer werken, zijn laaggeschoold, hebben allerlei andere problemen en zorgen …. Onderwijs en zorg voor jonge kinderen geven deze kinderen de stimulering en interactiemogelijkheden waardoor ze zich kunnen ontwikkelen en met gelijke wapens aan het lager onderwijs te beginnen.

3. De invloed van ECCE op het wegwerken van genderongelijkheid
Dankzij onderwijs en zorg voor jonge kinderen krijgen niet alleen moeders de handen vrij om zelf economisch actief te worden of om zich te ontplooien, ook oudere zussen moeten niet langer thuisblijven om voor jongere broertjes en zusjes te zorgen. Bovendien is de vroege kindertijd de periode bij uitstek waarin de basis gelegd wordt voor waarden zoals gelijkheid tussen man en vrouw, tolerantie en democratie. Kwaliteitsvolle programma’s voor onderwijs en zorg voor jonge kinderen die aandacht hebben voor waarden zoals gelijkheid tussen man en vrouw, zijn dan ook cruciaal voor de opbouw van samenlevingen waarin meisjes en vrouwen dezelfde kansen krijgen als jongens en mannen.

Bovenstaande processen kunnen echter alleen effect hebben als ECCE-programma’s zich nadrukkelijk op de meest achtergestelde en kwetsbare groepen kinderen richten. Donoren zoals België die gelijke kansen, gender en democratie hoog in het vaandel voeren, hebben met programma’s voor zorg en onderwijs van jonge kinderen hét instrument in handen om aan de basis het verschil te maken.

Neem het van mij aan, dit wordt één van dé belangrijkste aanbevelingen die morgen op de laatste conferentiedag zullen worden geformuleerd.

dinsdag 28 september 2010

De bospaden waar niemand over wandelt

Groot is ze niet, de officiële Belgische delegatie op de World Conference on Early Childhood Care and Education (ECCE - Onderwijs en Zorg voor jonge kinderen) in Moskou. Welgeteld één vertegenwoordiger van de vele overheden van ons land is aanwezig – het kabinet van Minister Nollet (Franstalige Gemeenschap). Toen een Nederlandse collega vroeg of hij -gezien het Belgische voorzitterschap- ook de Europese Unie vertegenwoordigde keek hij lichtjes paniekerig in het rond. Nee dus...

Maar eerlijk is eerlijk, in België staan we er net als in de meeste Europese landen goed voor als het gaat over onderwijs en zorg voor jonge kinderen. Bijna alle kinderen gaan naar de kleuterschool, kinderopvang is van goede kwaliteit en over het algemeen redelijk betaalbaar (ondanks problemen met wachtlijsten in bepaalde steden), Kind & Gezin volgt alle kinderen op vanaf hun geboorte en kinderen waarvan de ontwikkeling vertraging oploopt krijgen speciale zorgen om hun ontwikkeling zo veel mogelijk te ondersteunen.

Helaas zijn België en Europa een uitzondering op dit gebied. De ontwikkeling van de jongste kinderen krijgt wereldwijd over het algemeen zeer weinig aandacht. Nochtans zijn programma’s voor onderwijs en zorg voor jonge kinderen één van de meest veelbelovende ontwikkelingsinterventies voor landen in het Zuiden.
Op deze wereld conferentie over onderwijs en zorg voor jonge kinderen komen overheden, experten, ngo’s en terreinwerkers van over de hele wereld bij elkaar om ervaringen te delen en samen te bekijken hoe de ECCE wereldwijd verder kan worden ontwikkeld.

Vandaag was de eerste dag van de conferentie in de Russische hoofdstad. Na de verplichte toespraken van gezagsdragers allerhande was het in de namiddag eindelijk tijd voor echte inhoud. Eén van de meeste veelzeggende presentaties van de namiddag werd gegeven door Jack Shonkoff, Harvard Professor in Child Health and Development.
Professor Shonkoff liet op basis van een aantal elementaire principes van neurologische ontwikkeling zien waarom onderwijs en zorg voor de jongste kinderen zo cruciaal is.

Bij de geboorte van een kind zijn de hersenen van een kind onderontwikkeld. Cellen en hersenstructuren zijn aanwezig maar alle connecties tussen de cellen worden pas na de geboorte gevormd op basis van ervaringen. Dit gebeurt aan een razendsnel tempo – tot meer dan 700 connecties per seconde. Heel snel bereikt het aantal connecties echter een maximum. Vervolgens worden beetje bij beetje de overbodige connecties ‘weggesnoeid’. Connecties die het kind niet gebruikt, verdwijnen met de tijd. Zoals paden in een bos waar niemand over loopt.

Laten we als voorbeeld de taalontwikkeling nemen, de basis voor lezen en schrijven op latere leeftijd. Zeer jonge kinderen, onafhankelijk in welke cultuur ze zijn geboren, zijn in staat zijn om elke taal te leren als was het hun moedertaal. Maar hoe langer ze geconfronteerd worden met een bepaalde taal, hoe meer bepaalde connecties versterkt worden en andere verdwijnen. Oudere kinderen kunnen nog wel een andere taal leren, maar vloeiend zoals in hun moedertaal worden ze nooit meer. Vandaar dat volwassenen die een taal leren, vaak met accent blijven spreken. De specifieke connecties die nodig zijn om de taal perfect te spreken, zijn verdwenen in hun jonge jaren.

Wat geldt voor taalontwikkeling, geldt ook voor de ontwikkeling op andere cognitieve gebieden. Kinderen kunnen hun leven lang blijven leren, maar het resultaat zal nooit zo goed zijn als wanneer ze het in hun eerste levensjaren zouden hebben geleerd. Bovendien zullen ze heel wat meer inspanningen moeten leveren en zullen de bijhorende kosten vele malen hoger liggen.

Juist daarom is het zo nefast dat de vroege kindertijd zo weinig aandacht krijgt van overheden in het Zuiden en internationale donoren. Zoals de meeste internationale donoren spendeert ook België slechts een fractie van haar onderwijsbudget aan onderwijs voor de jongste kinderen. Nochtans zouden investeringen in onderwijs voor de jongste kinderen een veel hoger rendement kunnen hebben voor de partnerlanden van de Belgische overheid. De basis voor vele vaardigheden die nu met veel moeite worden aangeleerd in lager en zelfs middelbaar onderwijs, kan aan veel lagere kost worden gelegd tijdens de eerste levensjaren.

Wellicht was het dus toch beter geweest als de Belgische ontwikkelingssamenwerking hier ook vertegenwoordigd zou zijn. Investeren in jonge kinderen draagt immers op zoveel meer manieren bij aan de ontwikkeling in het Zuiden. Maar hierover morgen vast en zeker meer.

Allereerste wereldwijde conferentie over onderwijs en zorg voor jonge kinderen

Van 27 tot 29 september verzamelen de belangrijkste internationale instellingen in Moskou voor de allereerste wereldwijde conferentie over onderwijs en zorg voor jonge kinderen. Plan België, de ngo waar ik voor werk, voert sinds mei 2010 een campagne om kleuteronderwijs meer aandacht te geven in het Belgische en internationale beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Ik werd door UNESCO uitgenodigd om deel te nemen aan de conferentie.

Waar gaat de conferentie over?
Het onderwijs en de zorg voor de allerkleinsten uitbouwen en verbeteren, vooral in ontwikkelingslanden, is een van de zes ‘Education for all’ – doelstellingen. Deze werden in 2000 door de UNESCO- lidstaten geformuleerd. De conferentie in Moskou maakt de balans op van de vooruitgang die op dit vlak geboekt werd. Ook de volgende thema’s komen aan bod: welke middelen hebben staten nodig om deze doelen te bereiken? Via welke instrumenten kunnen de beoogde resultaten en doelstellingen vastgelegd worden? Hoe overwinnen we de hindernissen die de werking belemmeren van de diensten die rond dit thema werken? Hoe ver staan we op deze gebieden?

Alle experts zijn het er over eens dat een belangrijk deel van de ontwikkeling van een kind op cognitief, motorisch, communicatief en socio-emotioneel gebied plaatsvindt voor het 6de levensjaar. In deze cruciale periode voor de ontwikkeling van de hersenen, wordt de basis gelegd voor het latere leervermogen. Tegelijkertijd zijn jonge kinderen op dat moment ook erg kwetsbaar. Dit geldt vooral voor ontwikkelingslanden waar kinderen 40% kans hebben om in extreme armoede te leven en waar jaarlijks 10,5% miljoen kinderen van minder dan 5 jaar sterven aan vermijdbare ziektes. Op de kleuterschool krijgen kinderen de nodige stimulatie en begeleiding. Hier doen ze niet alleen hun voordeel bij tijdens hun latere schoolcarrière (zelfs in moeilijke omstandigheden), maar ook hun gezondheid en algemeen welzijn verbeteren.

Naar aanleiding van de conferentie herhaalt Plan België haar aanbevelingen naar de Belgische overheid toe. 64% van de kinderen in ontwikkelingslanden, m.a.w. 187 miljoen kinderen, hebben in het Zuiden geen toegang tot kleuteronderwijs. In België is bijna 100% van de kinderen ingeschreven in de kleuterschool. Ons land kan en moet dus haar partnerlanden zeker helpen, met name door kleuteronderwijs te integreren in het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

Lees mijn verslag van de conferentie in Moskou!