maandag 5 oktober 2009

Vervuiling wordt handelswaar


Er volgen nog zes dagen van onderhandelen in Bangkok, en niks lijkt er op te wijzen dat er vooruitgang zal geboekt worden op kritieke punten, met name de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de financiering van de klimaatplannen.

Ondanks de urgentie voor een ambitieus akkoord blijven de  rijke landen, die in het verleden –en nog steeds- grote vervuilers waren, de onderhandelingen blokkeren door zich niet te engageren tot verdergaande vermindering van emissies.

De meeste landen willen een nieuw klimaatakkoord om de globale temperatuurstijging te beperken tot 2° boven het pre-industriële niveau. Uit wetenschappelijke studies blijkt dat dit de limiet is om de ergste gevolgen van klimaatverandering te voorkomen. De rijke en ontwikkelde landen willen gaan tot een reductie van 15 tot 23% van hun emissies in 1990 tegen 2020. Dat is ver onder de 25 tot 40% reductie die door wetenschappers en activisten wordt aanbevolen en vormt één van de grote struikelblokken om tot een consensus te komen.

De 200-pagina's tellende onderhandelingstekst bevat dus nog heel wat punten waarover nog geen overeenkomst is. Na deze ronde komt er nog één topoverleg in Barcelona maar alles wijst erop dat een akkoord in Kopenhagen een moeilijke bevalling wordt.

Want er is ook nog een tweede heikele punt, de  financiering van klimaat-gerelateerde projecten die de ontwikkelingslanden moeten doorvoeren om zich deels aan te passen en ook hun emissies te beperken. Ook hier beweegt er niks. Nou, er is één voorstel waarvoor de industrielanden hevig lobbyen: de vermarkting van koolstof emissies.

Koolstofmarkten, ook bekend als compensaties, zijn een nogal complex concept, maar het komt erop neer dat grote vervuilers ongestuurd kunnen doorgaan zolang ze zogenaamde vervuilingsrechten (carbon credits) kopen in landen die de broeikasgassen in de atmosfeer kunnen opvangen, zoals d.m.v. bossen. De rijke landen kopen of leasen bossen in arme landen en meten hoeveel koolstof of broeikasgassen ermee kan opgevangen worden. Een nogal bedenkelijke praktijk.

Op deze manier vermindert de uitstoot niet en kunnen vervuilers er zelfs nog aan verdienen omdat zowel de vervuiling als de compensatie ervan verhandeld kunnen worden. Klinkt creatief, toch? Het strafste is dat de  rijke landen dit mechanisme naar voor schuiven voor de financiering van de klimaatprogramma's.

De rijke landen ontlopen zo reële reducties en ontsnappen aan hun verantwoordelijkheid om broodnodige fondsen te verstrekken voor vorming en technologieoverdracht die de ontwikkelingslanden moeten toelaten over te schakelen naar een lage koolstofeconomie, of zels nul-emissie.

Vele landen in ontwikkeling zijn immers export-afhankelijk, met fabrieken die vaak van buitenlandse bedrijven zijn of op zijn minst produceren voor de markten van de rijke landen. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat deze landen steun krijgen om hun economieën te heroriënteren zonder die te ontwrichten en de arbeiders hun job te ontnemen. Ook de ontwikkelingslanden zijn klaar voor groene jobs.

Daarbovenop willen de rijke landen dat de internationale financiële instellingen (IFI's) zoals de Wereldbank, het IMF en de regionale ontwikkelingsbanken, zoals de ADB, deze fondsen beheren. Dit druist in tegen het standpunt van de ontwikkelingslanden: klimaatfondsen moeten beheerd worden door het UNFCCC-proces. De IFI’s hebben een ontzettend  gebrek aan geloofwaardigheid, want zij zijn de auteurs van rampzalige programma's en projecten in het Zuiden.

Het blijft een moeilijke opdracht om tot consensus te komen, maar niets is onmogelijk. De fundamenten liggen er, als alle landen hun verplichtingen van de VN-overeenkomsten, zoals Protocol van Kyoto en Bali Action Plan nakomen zou het moeten lukken. Het valt echter af te wachten of deze Bangkok-ronde alsnog een positieve wending krijgt. Zonder vooruitgang dreigt Kopenhagen bij voorbaat een mislukking. Ban Ki-Moon, de secretaris-generaal van de VN zei hierover het volgende: "Indien we in Kopenhagen geen globaal akkoord bereiken is dit moreel onvergeeflijk, economisch kortzichtig en politiek onverstandig."