donderdag 11 september 2008

Terug naar Rwanda

9 september - Om 8u stipt moeten we terug vertrekken vanuit Bikavu voor een overvol programma op terugweg naar Kigali. Bij het ontbijt valt de schoonheid van deze stad en haar bijzondere ligging aan het Kivumeer nogmaals op. Hier hadden we langer moeten kunnen blijven. Ik heb spijt dat ik geen foto’s kan meesturen met dit verhaal. Als deze stad er terug bovenop komt, is dit een gedroomde toeristische trekpleister.

Ons eerste bezoek brengt ons bij CDA-iriba, een organistie die zich bezighoudt met alfabetisering en landbouwontwikkeling. Een traditionele, degelijke basisorganisatie met knappe resultaten en een organsiatie die bovendien veel internationale financiers weet te overtuigen en wellicht een mooie toekomst te wachten staat.

Het volgende bezoek was voor mij indrukwekkend. Nog een beetje suf van de autorit waren we getuige van een verzoeningsproject van Pro Femmes, één van de partners van 11.11.11. We kwamen in een vergadering met overlevenden van de genocide, met ex-gevangen en ex-militieleden. 14 jaar na wat men hier “de gebeurtenissen” noemt, zitten daders en slachtoffers samen rond de tafel. We kregen een warm onthaal en het viel bij de binnenkomst op dat ik onmogelijk kon zien wie wie was. Tja, hoe herken je een genocidair of een slachtoffer op het eerste zicht? Voor mij was het op zijn minst verwarrend om tussen hen te zitten. Hoe moet dat voor hen wel niet zijn? Het was niet de eerste keer dat ze samenkomen. Reeds 1,5 jaar komen ze regelmatig samen om onder begeleiding van Pro Femmes te zoeken naar oplossingen om opnieuw samen te leven in hun dorpen en gemeenschappen. Ze zijn met een zestigtal personen en ze zijn vanuit hun dorp of gemeenschap door hun groep (ex-gevangen, ex-militieleden of nabestaanden) gekozen om hier aan deel te nemen. Pro Femmes geeft hen eerst gedurende een week een intense opleiding over conflictbeheersing en gespreksmethodieken. Daarnaast krijgen ze in die week ook een cursus rond microkredieten, waardoor ze verder kunnen in hun gemeenschap. Armoede is namelijk het probleem dat ze allemaal delen.

De gesprekken gaan van absurd tot erg aangrijpend. Zo horen we tussenkomsten van slachtoffers die schadevergoeding willen, maar hoe meet je dat na 14 jaar? De doden kan je niet terugbrengen en bijvoorbeeld een koe die toen 30 000 franc Rwandais waard is, is er vandaag 300 000 waard. Dit krijgen we toch nooit bij mekaar zeggen de daders, waarna ze oproepen tot enige gematigheid bij de slachtoffers. Het heeft iets absurd. De sfeer is meer geladen wanneer ex-gevangen getuigen over hoe ze moordden. Na 12 jaar gevangenis geven ze toe doordrongen te zijn van het feit dat ze misdaden hebben begaan, maar hun persoonlijk aandeel hierin trachten ze constant te minimaliseren. “Het was de schuld van de toen heersende overheid die de bevelen gaf”. De slachtoffers zwijgen, dit hebben ze duidelijk al meer gehoord. De gespreksbegeleider wijst de ex-gevange erop dat ondanks die bevelen van de overheid er ook mensen waren die niet gemoord hebben of zelfs hun buren verstopt hebben voor het geweld en dat er dus ook een deel persoonlijke verantwoordelijkheid is. Eén van de daders nuanceert het afschuiven van de schuld op de overheid. Hij vertelt over de moed die had samengeraapt om publiek – tijdens de volksprocessen – vergiffenis te vragen voor zijn daden. Maar geeft toe uit schaamte nog steeds niet voldoende moed te hebben om zo’n vergiffenis ook aan zijn slachtoffers te vragen. Ook wel omdat hij wist dat ze hem dan gingen vragen waarom hij deze gruweldaden had gedaan. Zich dan enkel en alleen schuilen achter bevelen van de overheid zou ongeloofwaardig zijn. Maat wat hem dan wel bezield? Hij gaf ook toe niet te weten hoe hij het voor hen weer goed moest maken. Waarop slachtoffers weer suggesties gaven die op dat gebied gewerkt hadden in hun dorp. Er vallen hier keiharde woorden en maar toch blijft de wil om samen in dialoog te gaan steeds aanwezig.

Na de sessie praten we nog even na met Suzanne die werkt voor Pro-Femmes. Ze vertelt een waanzinnig verhaal over één van de eerste opleidingen. De deelnemers werden bij aankomst per twee één kamer toegewezen. Twee jonge vrouwen werden bij mekaar gelegd. Na drie dagen opleiding blijkt dat één van beide vrouwen 12 jaar in de gevangenis had gezeten wegens het uitmoorden van de familie van de andere vrouw. Vermits het in 1994 buren waren, wisten ze dat natuurlijk van mekaar, maar ze hadden tegen niemand iets over gezegd over deze gruwelijke speling van het lot. De eerste nacht waren ze zonder een woord te zeggen gaan slapen. Nadien waren ze beginnen praten en de derde dag maakten ze dit gruwelverhaal ook bekend. Op het einde van de opleiding hadden ze de moed gevonden om elkaar te vergeven. Maar bij de terugkomst in hun gemeenschap werd hun dit niet in dank afgenomen. Suzanne is toen zelf gaan bemiddelen omdat te gemoederen te hoog opliepen. Natuurlijk hoopte ik hier op een happy end, waarbij iedereen terug samenwoont. Maar dat gaf Suzanne niet, er waren in dat dorp nog steeds heel wat spanningen. Maar voegde ze er aan toe, “over die spanningen wordt in dat dorp op zijn minst gepraat en wie weet slaagt men er over enkele jaren daardoor wel in mekaar te vergeven. Hoe lang heeft het bij jullie geduurd voor de wonden van de oorlog geheeld waren?” Stilletjes stapten we terug in de auto.

Dit soort ontwikkelingssamenwerking is werk van lange adem, met genuanceerde resultaten. Maar in een verscheurd land als Rwanda, o zo nodig. We bezoeken nadien nog twee knappe partners die zich volop inzetten voor de wederopbouw van Rwanda, maar de getuigenissen blijven in mijn hoofd naspoken.

Bogdan Vanden Berghe